Een conventioneel branddetectiesysteem maakt gebruik van conventionele branddetectoren die reageren op rook of warmte. Een branddetector heeft een uit/aan werking, ofwel in rust of in alarm. Het is de detector zelf die, aan de hand van een ingesteld alarmniveau, beslist om het alarm in werking te stellen.
Bij een conventionele branddetectie worden de detectoren ingedeeld in zones. Een zone is een deel van een gebouw waarvan de oppervlakte beperkt dient te zijn om de plaats van de detectie zo vlug mogelijk te lokaliseren. De zone waarin de detectie plaatsvond, wordt op de centrale aangeduid met een rode lamp. Een conventioneel branddetectiesysteem wordt gebruikt voor kleinere branddetectie-installaties.